Een marter opnieuw ontworpen voor een leven in water
Watermarter
Binnen de groep van marterachtigen zijn otters evolutionair gezien pas relatief laat ontwikkeld. Ze zijn het meest verwant aan de groep die we marters en wezels noemen, maar ze onderscheiden zich van hun landbewonende verwanten door aanpassingen voor een waterleven.
Hun gestroomlijnde lichaam, krachtige poten met zwemvliezen en een sterke staart maken otters perfecte zwemmers. Onder water zorgen trappelende bewegingen van de achterpoten voor de voortstuwing, maar bij plotselinge versnelling doen de romp en staart, die sterk is afgeplat, mee om extra snelheid te maken.
Hun neus, ogen en oren bevinden zich bovenop de kop, ideaal om tijdens het zwemmen aan het oppervlak de omgeving in de gaten kunnen houden. Kleine huidflapjes boven de oren sluiten de ooropeningen tijdens het duiken om te voorkomen dat water in de oren stroomt.
Zintuiglijk vermogen
Hoewel de ogen van otters niet erg groot zijn, kunnen otters wel onder water kijken met behulp van een speciale aanpassing. Ze hebben een bollere ooglens dan mensen, die geschikter is voor de brekingsindex van licht in water, net als bij de meeste vissen. Dit zorgt voor een scherp beeld onder water, terwijl mensen een wazig beeld zouden waarnemen. Een doorzichtig derde ooglid, ook wel knipvlies genoemd, beschermt het oog tegen scherpe voorwerpen of tegenstribbelende prooien. Een lichtreflecterend membraan in het oog (het tapetum lucidum), typerend voor de ogen van veel nachtactieve dieren, helpt otters ’s nachts te opereren.
Het reukvermogen lijkt extreem goed te zijn ontwikkeld bij otters, wat blijkt uit het formaat van het deel van de hersenen waarin geurinformatie wordt verwerkt (de reukkolf): dit deel is enorm bij een otter vergeleken met de rest van de hersenen. Reuk is ook sociaal gezien zeer belangrijk voor otters, aangezien ze reuksporen langs voorwerpen wrijven om territoria af te bakenen en poep (‘spraints’, zie foto) gebruiken om te communiceren met soortgenoten, bijvoorbeeld over hun voortplantingsstatus. Er is niet bewezen dat otters hun prooi onder water kunnen ruiken, zoals bijvoorbeeld waterspitsmuizen doen.
De snuit, wenkbrauwen en zelfs de kin en mondhoeken van otters zijn uitgerust met sterke snorharen, waarmee ze informatie over waterstromen, prooibewegingen onder water en afmetingen van gangen, schuilplaatsen of hun slaaphol. Hun nachtactieve bestaan gaat gepaard met beperkt zicht en de snorharen worden dan voornamelijk gebruikt om prooien de lokaliseren.
Duikerslongen
Otters staan door hun leven in water en op land voor de uitdaging om in beide omgevingen te kunnen ademhalen. Net voor ze onderduiken verversen ze hun zuurstofvoorraad door diep adem te halen. Om onder water langer actief voedsel te kunnen zoeken, hebben otters een groot longvolume dat wel twee keer zo groot is als landdieren van hun formaat. De hoek en vorm van hun ribbenkast en de aanhechting van het middenrif resulteren in een opmerkelijk grotere borstkast en daarmee een erg groot longvolume. Hun duikerslongen bieden voldoende zuurstofreserve om tot 8 minuten onder water te blijven, terwijl een gemiddeld mens het niet langer volhoudt dan 2 minuten.
Haar versus vet
De meeste zeezoogdieren, zoals Gewone zeehonden, spenderen praktisch hun hele leven in het water en blijven warm door een dikke vetlaag. Otters hebben in plaats daarvan een zeer laag vetpercentage en een extreem dichtbehaarde vacht om warm te blijven. De buitenvacht bevat lange, dikke haren waar water of regen snel uit druppelt. Onder deze laag zit een donsachtige pels verstopt, die tot 50.000 haartjes per vierkante centimeter kan bevatten (in vergelijking: mensen hebben gemiddeld zo’n 100.000 haren op hun hele hoofd).
De hoge haardichtheid van deze laag houdt water tegen en bevat haartjes die zijn ontworpen om minuscule luchtbelletjes vast te houden en daarmee een isolerende laag te vormen, net als donsveren bij vogels als eenden. Otters spenderen dan ook een groot gedeelte van hun dag aan schoonmaken en wassen om hun vacht in topconditie te houden. Dankzij deze vacht kunnen otters ook in het winterseizoen in hun territorium blijven en hoeven ze geen winterslaap te houden.
Zwemmerslichaam
Zowel de voor- als achterpoten hebben zwemvliezen tussen de tenen, al zijn de achtervoeten sterker gevliesd voor hun rol bij de voorstuwing onder water. De vliezen zorgen ook voor een groot oppervlak om grip te krijgen op gladde oevers of wanneer otters uit het water klimmen. Het voordeel van zwemvliezen lijkt ook aanwezig in sommige landbewonende marters, zoals boommarters, die de (kleinere, maar duidelijke) vliezen tussen hun tenen lijken te gebruiken voor extra grip tijdens het klimmen in bomen.
Lees verder
Snelle en plotselinge bewegingen onder water vragen om sterke spieren in ledematen, nek en staart om het lichaam in koers te kunnen houden. Hoewel de achterpoten voornamelijk gebruikt worden bij het zwemmen, zijn de voorpoten veel zwaarder gespierd. Dit hangt waarschijnlijk samen met de kracht die nodig is om holen uit te graven, grote prooien vast te grijpen en hanteren en om terug op de kant te klimmen. De nek is heel sterk gespierd en daarmee gemaakt om prooien met de bek te vangen – zoals otters doen – en vervolgens op de oever te slepen en om de kop in lijn met het lichaam te houden tijdens het zwemmen.
De kaken zijn kort, maar uitgerust met scherpe tanden en sterke spieren voor een krachtige beet. De kaakspieren lopen in twee delen van het schedeldak naar een uitsteeksel op de onderkaak, waarbij het ene deel aan de bovenkant van dit uitsteeksel vastzit en het andere deel aan de binnenkant ervan aanhecht. Samen met de forse wangspieren zorgen deze kaakspieren voor een krachtige sluiting van de bek.
De kiezen zijn van het type knipkiezen, die langs elkaar bewegen en daarmee aangepast zijn om voedseldelen te knippen tot hapklare delen. De maag kan flink uitzetten bij het eten van grote maaltijden, waardoor het longvolume, en daarmee de duiktijd, sterk kan worden beperkt.
Verrassend genoeg is de dunne darm relatief lang, net als bij andere viseters, zoals gewone zeehonden, visarenden of zeearenden. Vis bestaat grotendeels uit eiwitten, die gemakkelijker te verteren zijn dan (vet) vlees of plantmateriaal, dus zou een korte darm te verwachten zijn bij een visdieet. Echter, diëten die alleen bestaan uit vis zouden tot tekorten aan voedingsstoffen als bijvoorbeeld vitamine B of ijzer kunnen leiden. Wellicht dient de lange darm van viseters voor de opname van zoveel mogelijk van deze bestandsdelen uit bemachtigde prooien.
Terugkeer
Gedurende de vorige eeuw zijn de aantallen otters dramatisch afgenomen in Europa door verschillende factoren, waaronder habitatverlies, jacht, onbedoelde vangst of verstrikking in netten en een verslechterde waterkwaliteit in een groot deel van hun leefgebied. Veel wateren zijn verrijkt met voedingsstoffen met explosieve groei van algen en waterplanten tot gevolg. Gaandeweg werden deze wateren troebel met grote wisselingen in het gehalte zuurstof in het water, waardoor het leven van vissen en andere dieren belemmerd werd in deze omgevingen. Otters zijn zelfs uitgestorven in Nederland en zijn slechts enkele decennia geleden succesvol geherintroduceerd na algemene verbetering van de waterkwaliteit, zoals verlaagde fosfaatconcentraties en afname van commerciële visserij in zoete wateren.